Monniken voelen zich zelden thuis in het theologische discours. De overweging van het Woord vindt plaats in stilte en tijdens de Liturgie.
Langzaamaan nestelt zich de overtuiging dat het mysterie in wezen onverwoordbaar is.
In de monastieke tred schuilt veel geheimenis en vreugde. De metten en het ochtendgebed vangen nu weer aan in de duisternis. Allengs worden de dagen korter.
Het getijdengebed is ingebed in de cyclus van het jaar, in de cyclus van het leven zelf.